Klasgemiddelden voegen niks toe aan het leerproces
De discussie over het gericht benutten van thuistaal was nog niet gaan liggen of een nieuw debat diende zich aan. Dit keer stond het afschaffen van klasgemiddelden centraal.
Als onderwijsdier juich ik elke discussie over eender welk onderdeel van dit rijke onderwerp toe. Toch kan ik niet zeggen dat ik blij werd van de vele reacties. En dat heeft niets te maken met het feit anderen er een andere mening op nahouden. Maar vooral met de manier waarop we het debat menen te moeten voeren.
Dit lijkt echt meer op een wereldkampioenschap ‘realiteit-op-flessen-trekken’ dan op een gesprek op basis van inhoudelijke argumenten.
Ik mag sinds een aantal jaar wekelijks met leerkrachten in gesprek gaan over het evaluatiebeleid in hun school. Dat zijn vaak hele boeiende en evenzeer pittige gesprekken. De gedachten van de leerkrachten zwerven daarbij uit naar elk onderdeel van het onderwijs. Stel het rapport in vraag en je voelt de deining in heel de school. Het verheugt me dan ook om vast te stellen dat schoolteams zelden over één nacht ijs gaan. Ze voeren het debat grondig en denken heel bewust na over het waarom van beleid. Pas daarna belanden ze bij het hoe. Met name de vorm waarin ze het leren willen verpakken.
Toeval of niet, het klasgemiddelde afschaffen is vaak de eerste van vele wijzigingen die een team doorvoert. Een school doet dit niet om de leerling te sparen. Wie dit stelt, onderschat leerkrachten schromelijk. Wie er nog een schep bovenop doet en stelt dat klasgemiddelden verdwijnen omdat onderwijs bovenal ‘leuk’ moet zijn, is dringend aan bezinning toe. Onderwijs moet vooral effectief en ambitieus zijn. Dat proef ik nog elke keer als ik met teams in gesprek ga. Het stelt me ook gerust dat we op de goede weg zijn.
Waar ze verdwijnen, gebeurt dit omdat een school er zelf achter komt dat gemiddelden geen toegevoegde waarde geven aan het leerproces. De enige prestatie die ertoe doet is die van de leerling zelf. Waar stond de leerling bij een vorige meting en waar staat hij nu? Wat een andere leerling uit die klas presteert is zelden echt relevant voor het leerproces. Tenzij je met je leerlingen wil onderzoeken hoe anderen leren. Maar daar heb je dan weer geen cijfers voor nodig.
Het komt het discours van sommigen waarschijnlijk slecht uit, maar de leerkracht in Vlaanderen is nog steeds ambitieus. Het credo is en blijft bij velen “blijven reiken”. Scholen hebben geen gemiddelden nodig om het beste uit een leerling te halen. Integendeel, ze kunnen meer bereiken zonder die op willekeur gebaseerde cijfers.
Klasgemiddelden geven ons (ouders, leerkrachten, zelfs leerlingen) een vals gevoel van houvast. We menen er allerlei conclusies uit te kunnen trekken. We willen graag geloven dat de cijfers allerlei zaken aantonen. Die gevolgtrekkingen blijven echter niet lang overeind als we de modale klas wat nader bekijken. In zo’n klas zitten leerlingen die in januari geboren zijn en anderen die op het einde van het jaar het levenslicht zagen. In diezelfde club zitten op vandaag vast een aantal leerlingen met een leerstoornis (sommige hebben er helaas meerdere) en enkele gelukkigen zonder. De verschillen tussen de leerlingen zijn legio. Socio-economische achtergrond, gezinssamenstelling, ruimte voor het studeren, aanmoediging van de opvoeders, … Wat vertelt dat klasgemiddelde ons over die verschillen? Niets, volstrekt niets. Wat is de invloed van die verschillen op het leren? Soms bijzonder groot.
Kijk hoeveel kans je maakt om in het buitengewoon onderwijs te belanden als je van het einde van het jaar bent. Kijk hoe sterk die kans stijgt als je een jongen bent, in armoede leeft,… Met die cijfers onder ogen kun je met de beste wil van de wereld onmogelijk het klasgemiddelde blijven verdedigen. Er zijn zo veel verschillende factoren die het leren en presteren bepalen dat we dit onmogelijk in een klasgemiddelde kunnen vatten.
Als het goed zit mag ik straks in juni naar de proclamatie van onze jongste zoon. Zoals het er nu naar uitziet zal ik er fier binnengaan en mogelijk nog trotser vertrekken. En toch zie ik er tegenop.
Hoewel ik verder geen slecht woord over de school kan vertellen hebben ze één bijzonder onhebbelijke gewoonte. Ze vinden het nodig om in een zaal met honderden mensen de naam van elke leerling afzonderlijk af te roepen meteen gevolgd door het behaalde procent.
Tijdens een vorige passage, toen onze oudste zoon afstudeerde, wist ik niet wat ik hoorde. Ik had veel zin om meteen mijn biezen te pakken. (Niet omdat zijn score zwak was. Hij zat ongeveer op het klasgemiddelde.;-) ) Maar wel omdat de school naliet om het verhaal achter die punten te delen met het publiek. Hierdoor moest iedereen in de zaal het maar zelf invullen.
Als ik dan toch moet horen welk procent Joris, Jamilla en Chantal hebben, dan wil ik ook weten wat achter die punten zit. Durven we als school eerlijk zijn en zeggen dat Joris er met zijn 67% er eigenlijk met zijn klak naar gooide. Dat Jamilla met haar 72% eigenlijk gewoon ok was en dat Chantal met haar 59% een prestatie van wereldformaat leverde? Ik zie het niet meteen gebeuren. (Omdat we dat niet ‘leuk’ vinden?) Punten, procenten en gemiddelden zijn een cijfermatige weergave van momentopnames. Ze zeggen ons veel minder over het leerproces dan we willen geloven.
Steeds meer leerkrachten willen nadrukkelijk met hun leerlingen naar het leren kijken. Klasgemiddelden hebben ze daar niet bij nodig. Zonder is het leren al vaak confronterend genoeg. Maar dat maakt het leren dan ook weer leuk.
Dit is een gastblog van Koen Mattheeuws, begeleider bij partnerorganisatie Steunpunt Diversiteit & Leren
Koen Mattheeuws
mattheeuwskoen@telenet.be
Wil je op de hoogte blijven van onze activiteiten, publicaties en verhalen?
Schrijf je in op onze nieuwsbrief