Elke leerkracht, een goede leerkracht?
Een nieuwe kijk op de lerarenopleiding door Charlotte Arnou en Lien Baelde
“De regel van drieën? Maar ik weet zelf niet goed hoe dat werkt.” Ik gaap haar aan. Mijn derdejaars-stagiaire zit in de laatste rechte lijn richting haar diploma. Tijdens haar laatste stage krijg ik, als ‘ervaren’ leerkracht, de tijd om haar alle kanten van het leraar-zijn te tonen. Volgend schooljaar zal ze er alleen voor staan.
Het spijt me. Niet elke leerkracht is een goede leerkracht. Dat weet u en dat weet ik. En we aanvaarden het. In Vlaanderen heeft 98% van de werkzame leerkrachten (TALIS, 2013) een diploma om les te mogen geven. En als ze een diploma hebben, dan zal het toch wel in orde zijn, niet? Niet dus. Uit onderzoek blijkt dat de lerarenopleiding onvoldoende tijd en middelen heeft om de studenten beroepsklaar te maken. Startende leerkrachten zijn geïnitieerd in het beroep. Op drie jaar tijd verwerven ze de nodige vakkennis en leren ze hoe ze didactisch en pedagogisch moeten handelen. Lerarenopleiders doen meer dan hun best om hen zo goed mogelijk voor te bereiden op het werkveld. Maar de kloof tussen de opleiding en het werkveld blijkt groot. Hoe kan het ook anders?
Het belang van goede leerkrachten is groot. Leerkrachten vormen jongeren, helpen hen groeien en keuzes maken.
Het beroep van leraar is de laatste jaren sterk geëvolueerd. Leerkrachten brengen niet meer louter kennis over. Ze vormen jongeren, helpen hen groeien en keuzes maken. Ze proberen jonge mensen op te voeden tot kritische burgers in deze snel evoluerende, multiculturele samenleving. Voor een samenleving is onderwijs cruciaal en zal het steeds cruciaal zijn. Scholen zijn de enige instellingen waar zo goed als elk kind naar toekomt, ongeacht in welk hoekje van de maatschappij zijn bed staat. Elke morgen stroomt de hele maatschappij – in miniatuur- de scholen binnen. De leerkrachten zorgen voor alle kinderen en jongeren die naar school komen zodat zij later zorg kunnen dragen voor de samenleving, die ze vormen. Het belang van goede leerkrachten is groot. Sommigen vergelijken de leerkrachten van nu met Zwitserse zakmessen, en terecht.
Maar kan dat? Is het realistisch dat jongvolwassenen die starten in de lerarenopleiding op drie jaar tijd een Zwitsers zakmes worden, terwijl het verwachtingspatroon soms zelfs proporties aanneemt van een hele gereedschapskist? En is dit dan enkel de verantwoordelijkheid van de lerarenopleiders?
Het Biesta-rapport (2013) concludeert dat je niet getraind kunt worden tot leerkracht maar dat het leerkracht worden een proces van continue vorming is. Dit vormingsproces moet inherent zijn aan het beroep van een leerkracht. Kritisch reflecteren over de eigen lespraktijk zou een vanzelfsprekendheid moeten zijn. Net zoals de gezonde ambitie om het steeds beter te willen doen. Jammer genoeg is dit geen algemeen gegeven onder het onderwijzend personeel. De interpretatiekaders over wat goed onderwijs is, lopen sterk uiteen. De lerarenopleiders beschouwen het werkveld vaak als te conservatief. Datzelfde werkveld kijkt kritisch naar de uitstroom van kersverse leerkrachten.
Er moet iets gebeuren om de uitstroom van afgestudeerde leerkrachten te versterken, om de kloof tussen de lerarenopleiding en het onderwijsveld te overbruggen, om ervaren leerkrachten toch warm te houden voor vernieuwing en om elke onderwijsbetrokkene een kritische, reflecterende houding aan te meten. Kortom: het hele onderwijsveld moet professionaliseren.
Geef elke startende leerkracht een een vierde jaar waarin hij het hele schooljaar lang begeleid wordt door een ervaren collega.
Een georganiseerde samenwerking tussen lerarenopleidingen en scholen kan een lift zijn in professionalisering voor elke partij. Geef elke startende leerkracht een vervolmakingsperiode (lees: een vierde jaar) waarin hij het hele schooljaar lang begeleid wordt door een ervaren collega met de ruggensteun van de lerarenopleiders. De ervaren leerkracht krijgt de kans om zijn ervaringen te delen en om op de hoogte te blijven van de nieuwste ontwikkeling in onderwijsland. De nu nog veelal vlakke loopbaan van leerkrachten wordt op slag uitdagender. Voor de lerarenopleider impliceert dit nauw en langdurig contact met het werkveld. Dankzij de vervolmakingsperiode krijgen lerarenopleiders bovendien meer tijd om elke student de vereiste vakkennis en alle basiscompetenties van de leraar bij te brengen, zodat ze sterk(er) kunnen uitstromen.
Leerkrachten vormen wordt dan een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de opleiding en het werkveld. Feedback blijft het sleutelelement in elk verbeteringsproces. Iedereen heeft nood aan feedback. Iedereen heeft recht op feedback, ongeacht hoe rijk zijn ervaring is.
Elke leerkracht kan een goede leerkracht worden. Geef hen feedback en groeitijd. Er is zeker voldoende potentieel.
We zetten ons in een leeg klaslokaal. Ik leg haar uit hoe de regel van drieën een passe-partout-oplossing kan zijn voor vraagstukken. Ik sta stil bij de grondredenen van mijn automatismen. Samen zoeken we de meest optimale werkvorm. Ze komt er wel, deze leerkracht in spe. Ze moet gewoon nog groeien, met de hulp van ervaren collega’s.
Deze foto en dit artikel komen van de Charlie Magazine website.
Wil je op de hoogte blijven van onze activiteiten, publicaties en verhalen?
Schrijf je in op onze nieuwsbrief