De eerste schooldag in tijden van corona

02 september 2020

1 september 2020

Om 7.55 uur sta ik al paraat in de gang om de eerste vroege vogels en de verloren gelopen leerlingen wegwijs te maken. Iets te vrolijk, iets te luid ‘goedemorgen’ roepend. Ik heb het gevoel iets te moeten compenseren voor mijn bedekte glimlach. 

Om 8.15 uur gaat de bel en ik ben oprecht blij de 4 humane wetenschappen te ontvangen. Vier lesuren werken aan een positieve klassfeer, met 22 in een lokaal, waar we elkaar niet mogen aanraken. Ook moeten we afstand bewaren, wat wil zeggen dat iedereen moet blijven zitten aan zijn bank. In Brasschaat ligt een mooi bos, waar we in het verleden kennis maakten. Jammer genoeg besliste het lokaal bestuur (of Jambon had andere prioriteiten) dat alle leerlingen binnen de school moeten blijven, want stel u een coronabos voor. Ik heb geprobeerd om origineel te zijn en om kansen te zien zoals mondmaskers versieren en humor en mopjes. ‘Vanaf nu lachen we met geluid’ is onze eerste klasafspraak. 

Om 9 uur overlopen we enkele nieuwe afspraken en de meeste zijn coronagerelateerd. Ik hoor woede, verdriet en frustratie. Ik probeer uit te leggen dat ik het ook voel, maar dat we toch samen verder moeten. Ik hoor mezelf bezig: geen sportdag, geen reis naar Parijs, geen klasdag, geen viering (dat vonden ze niet erg). Ik voel de sfeer veranderen. Een alternatief? Nee, de school wil geen risico’s nemen. Nog een mopje dan maar. Enige opluchting bij de leerlingen dat de mondmaskers af mogen op de speelplaats. Daar hoort natuurlijk een grote MAAR bij. Knuffelen, kusjes geven en handen geven zijn verboden en bijgevolg wordt dit ook gesanctioneerd. Ik voel me al schuldig bij voorbaat wetende dat ik niet in staat zal zijn knuffelende tieners uit elkaar te trekken, laat staan te straffen. Ik zie in de ogen van het meisje met autisme vooraan in de klas paniek. Ik knipoog, ze snapt mijn grotendeels bedekte aangezicht niet. Ik probeer haar gerust te stellen door wat dichter te gaan staan, ik weet dat het helpt. Te dicht, schuldig. 

“Maar, mevrouw, als de ramen en de deuren altijd open staan en als wij aan onze bank zitten 1,5 meter van alles en als wij dan beloven om niet te bewegen, mogen wij onze mondmaskers dan afdoen?”. “Nee”. “Waarom?” “Omdat ik niet in staat wordt geacht om die beslissingen te nemen” (nee, ik zei dat niet echt, ik dacht dat enkel. Ik zei gewoon: “daarom”). 

Ik vertel hen over het coronabankje op de speelplaats. Als je gedurende de dag symptomen hebt, mag je niet op het bedje in dat lekker warm lokaal, maar moet je direct op het bankje gaan zitten buiten, tot je ouders je komen ophalen. “Die mop is niet grappig, mevrouw”. “Het is geen mop”. 

10 uur: de speeltijd begint. Lap, vergeten die kinderen hun handen te laten ontsmetten. Schuldig. 

10.15 uur: we beginnen aan het maken van originele collages binnen de thema’s over geluk, levensloop en corona. Mijn twee ex-okanners snappen niets van mijn uitleg. Na een jaar in België kan ik me inbeelden dat Nederlands met een mondmasker aartsmoeilijk is. Ik wil hen geruststellen met een blik en ik let er op om duidelijk te articuleren, maar ik voel me gehandicapt. Ik geef aan hen afzonderlijk nog eens de uitleg, gehurkt, op ooghoogte, te dicht, schuldig. 

Er heeft 1 leerling geen materiaal bij en hij vraagt wat hij moet doen. Ik zeg “lach eens lief naar een medeleerling, misschien kan je dan wel een schaar lenen. Ah nee, materiaal doorgeven is dit schooljaar verboden”. Ik geef dan maar mijn balpen en een blad papier. Ik denk dat ik niet ziek ben, maar je weet nooit, schuldig.   

Om 11 uur beginnen we aan de presentaties en ik geef leerlingen de opdracht de klas te reorganiseren in twee groepen. Banken worden verplaatst en stoelen doorgeven, ik had die natuurlijk beter eerst ontsmet, schuldig. Als we terug een grote groep vormen zit de sfeer er gelukkig goed in. De nieuwe leerlingen worden betrokken en ik zie veel lachende ogen. Samen ontsmetten we de banken en de stoelen, want dat moet ieder lesuur. De bel gaat. Lap, die handen van de kinderen weer vergeten. En dan dat knagend schuldgevoel, ik weet niet wat ik ermee moet. 

Ik probeer positief te blijven en voordelen te zien in de situatie. Doordat er geen uitstappen zijn, zal er tenminste niemand zeuren dat er te veel uren wegvallen. Ik besluit dat er geen andere voordelen zijn. Ik probeer me coöperatieve leervormen (waar ik bij zweer) voor te stellen in mijn lokaal dat altijd al te klein was, met 1,5 meter en zonder aanraken. Dan maar doceren combineren met zelfstandig werk. Ik voel me zoals een financier zonder centen of een rentenier zonder rente. Arbeidsongeschikt. 

Lydwin Bulckens

 

Wil je op de hoogte blijven van onze activiteiten, publicaties en verhalen?

Schrijf je in op onze nieuwsbrief