[MODERNISERING] Zelfsturing en de leerling

12 mei 2019

“Wie alles begrepen heeft zet zich achteraan en kan al aan de volgende opdracht beginnen”.

Herkenbaar, die zin. Ook helemaal niets mis mee: verlengde instructie geven aan die leerlingen die dat nodig hebben, en leerlingen met voorsprong laten versnellen. Alleen biedt ze geen garantie op succes.

In het kader van de Modernisering zetten veel scholen in op zelfsturing van hun leerlingen. Leerplannen bieden ruimte tot differentiatie en onder heel uiteenlopende namen (Flex-uren, Plus-uren, Leerateliers, Persoonlijke Leertijd…) worden uren ingezet om leerlingen op maat te laten werken.

Belangrijk onderscheid dat we daarbij moeten maken: cognitie en metacognitie. Of héél kort door de bocht: kennis en zelfkennis. Cognitie is het proces waarbij kennis en vaardigheden worden begrepen, onthouden en geleerd. Metacognitie  gaat over de manier waarop de leerlingen hun eigen leren inschatten, doelgericht sturen, opvolgen en evalueren.

Een hoge metacognitie zorgt dus voor een betere zelfsturing.

Wanneer we het hebben over metacognitie en zelfsturing doen er vaak verschillende misvattingen de ronde. Die maaien we even onderuit. Volgende stellingen staan als een huis en worden gestaafd door de wetenschap:

  • Metacognitie is niet aangeboren. Je kan ze wel al op jonge leeftijd aansterken. Wanneer de ene leerling van 12 jaar meer zelfsturend is dan de andere, wil dat vooral zeggen dat hij daar al beter in getraind is.
  • Metacognitie is geen algemene vaardigheid. Het is niet omdat een leerling zijn eigen leren kan sturen in de les wiskunde, dat dat automatisch ook lukt in het houtatelier. Metacognitie is inhoudsgebonden. Hoe meer kennis je hebt over een bepaald vakdomein, hoe meer opties je ziet om zelfstandig aan de slag te gaan. Een leerling die nog nooit in een atelier gewerkt heeft, zal hoogstwaarschijnlijk overdonderd zijn wanneer van hem verwacht wordt dat hij zelfstandig een opdracht uitvoert. Terwijl hij een uur ervoor vlot vergelijkingen zat op te lossen, omdat hij daar heel vaardig in is.
  • Er is weinig bewijs dat aparte uren Leren Leren effect zouden hebben. Leerlingen vinden het moeilijk om algemene strategieën te vertalen naar een specifieke vakcontext. Leren leren en de ontwikkeling van metacognitie dient vooral in de vakken zelf te gebeuren. Meer ontwikkelde leerders zullen op termijn strategieën ook contextoverstijgend leren inzetten. Die transfer wordt makkelijker wanneer zowel vakinhouden als leerstrategieën zeer herkenbaar zijn, en tot de zone van de naaste ontwikkeling gaan behoren.

Concrete adviezen

1. Weet hoe het brein van je leerlingen werkt

De volgende basisprincipes helpen zowel bij het verwerven van cognitieve als metacognitieve strategieën. Ze vertrekken vanuit het gegeven dat ons brein snel vergeet wat het niet prioritair vindt. Wat niet vaak herhaald wordt, vindt het dus niet belangrijk en zal het snel vergeten.

Een planningsbord in de klas kan helpen bij dat laatste. 

2. Leer je leerlingen expliciet leerstrategieën aan

  • Op deze drie manieren leer je woordenschat. Test ze om de beurt uit: memory, accordeon-methode, flitskaarten.
  • Neem tijdens deze les notities aan de hand van een Cornell-schema.

Daarbij zijn 3 fases belangrijk:

  • Planningsfase: Wat wordt er verwacht? Heb ik daarvoor voldoende kennis over de taak? Beheers ik de strategie? Kan ik mezelf voldoende inschatten om hieraan te beginnen? Begeleid de leerlingen door dit denkproces.
  • Monitoring: Ben ik goed bezig? Werk ik nog steeds richting doel?
  • Evaluatie: heb ik het doel bereikt? Wat ging goed? Wat ging moeilijk? Wat leer ik hieruit voor de volgende keer? (En zorg voor een manier waarop ze de volgende keer ook daadwerkelijk aan de slag gaan met die voornemens).

Houd, zeker in het begin, eindcontrole over elk van de fases. Laat leerlingen eerst een planning maken voor ze eraan beginnen. Controleer zelf of ze hierbij rekening hielden met hun inzichten die ze trokken uit de evaluatie van de vorige keer.

Het OVUR-schema (Oriënteren, Verkennen, Uitvoeren en Reflecteren) biedt een goede houvast. Bemerk echter dat opvolging tijdens de taak hier niet automatisch in vervat zit, maar wel essentieel is.

3. Wees het voorbeeld

Overlaad je leerlingen niet met vage verwachtingen zoals “maak een studieplanning” zonder hen te tonen hoe dat er concreet uitziet. Oefen met hen stap voor stap hoe ze zo’n planning moeten maken, opvolgen, bijsturen en blijf constant vinger aan de pols houden. Doe dit voor door zelf een volledige planning op te stellen en daarbij luidop na te denken over de strategische keuzes die je maakt.

4. Verwacht een realistisch niveau van zelfsturing

Zet niet de stap van niets naar alles. Ga stapsgewijs te werk en besef dat leerlingen een terugval kunnen maken op vlak van zelfsturing van zodra je een nieuw vakonderdeel aansnijdt waarin ze minder voorkennis hebben.

Volgende zaken helpen alvast:

  • Uitgewerkte, uniforme planningsdocumenten.
  • Een leraar die alles regelmatig van A tot Z voordoet, zolang als nodig.
  • Uitgewerkte voorbeelden van planningen, maar ook van oefeningen die ze zelfstandig moeten maken.
  • Splits complexe taken op in deeltaken. Doe dit voor. Leer hen daarna stap voor stap om dit zelf te doen.

5. Maak zelf eerst de transfer

Wanneer je verwacht dat de leerlingen de leesstrategieën van Nederlands ook inzetten bij het oplossen van vraagstukken bij wiskunde om relevante informatie te selecteren, is het cruciaal dat ze ondersteund worden in het maken van die transfer. Een voorbeeld krijgen (uitgewerkt op papier, maar vooral ook: een leraar die het voordoet) helpen daarbij de leerlingen stevig vooruit.

6. Spreek over metacognitie in de les

Leer leerlingen hoe hun brein werkt en waarom het belangrijk is om vaak te herhalen. Laat hen regelmatig samenwerken, niet enkel rond inhouden, maar ook rond manieren waarop ze inhoud kunnen verwerven en verwerken.

  • Vraag niet “Lukte deze taak?”, maar “Wat heb je gedaan om deze taak zo goed mogelijk te laten lukken?”.
  • Las bij zelfstandig werk na een tijdje 2 zoem-minuten in. Laat hierbij leerlingen monitoren hoe het gaat:
    • Wat loopt vlot?
    • Wat gaat minder goed?
    • Waar bots je tegenaan? Hoe ga je daarmee om? Is dat de juiste manier?

Denk eraan: deze vragen leiden tot niets wanneer leerlingen niet eerst geleerd hebben hoe ze met bepaalde obstakels kunnen omgaan: hoe moet ik deze opdracht maken? Hoe leer ik woordenschat? Hoe begin ik aan een tekst.

Jan Royackers

Interesse voor een adviesgesprek, lezing of workshop over dit thema? Contacteer ons op info@schoolmakers.be


Deze blogpost kadert in een blogreeks over de modernisering van het secundair onderwijs. Lees hieronder alle blogposts: 


Voor deze blog liet ik me rijkelijk inspireren door volgende werken:

Wil je op de hoogte blijven van onze activiteiten, publicaties en verhalen?

Schrijf je in op onze nieuwsbrief

Schoolmakers begeleidt leer- en veranderprocessen in scholen, van kleuter- tot volwassenenonderwijs. Wij werken nauw samen met raden van bestuur, directies, leerkrachten, leerlingen, oudercomités, pedagogisch begeleiders, ... Wij leveren maatwerk.

Volg ons op Twitter @Schoolmakers
Twitter feed is op dit moment niet beschikbaar.
Schoolmakers op Facebook Schoolmakers op Youtube
Schoolmakers CV, Dorpsstraat 1, BE-3020 Winksele - info@schoolmakers.be © 2024 Schoolmakers - Disclaimer & Privacy - Verkoopsvoorwaarden

Website door rubenvaes.be